Zijn gezicht flitst door mijn hoofd onderweg naar de supermarkt. Daar staat hij, mandje aan zijn voeten, bij de koekjes en chocola. Hij kijkt op en glimlacht.
‘Ik heb je lang niet gezien.’
Hij knikt, zegt dat hij lang in zijn geboorteland was. Nu zie ik de vermoeidheid in zijn blik, de pretlichtjes verdwenen. Ik durf het bijna niet te vragen.
‘Hoe was het daar?’
Hij schudt zijn hoofd.
‘Je familie?’
Hij aarzelt.
‘Mijn familie is vermoord. Mijn moeder, mijn broer… Vrienden zijn ontvoerd…’
Ik leg mijn hand op zijn arm, tranen over mijn wangen. Hij vertelt dat hij is teruggegaan met zijn kinderen om afscheid te nemen. Dat hij nu probeert om hier het leven weer op te pakken. En hoe absurd dat is.
‘Sorry dat ik je liet huilen.’
Hij omhelst me, bedankt me voor het gesprekje. Die avond loop ik buiten met de hond, mijn hoofd nog in de supermarkt. Ik struikel over een stoeprand en val voorover. Twee bloedende handen en geen zakdoekje. Ik loop naar huis, mijn handen onhandig omhoog gestoken. Ik huil. Niet om mijn eigen wonden, maar om de zijne. Wonden die misschien ooit stoppen met bloeden, maar die nooit meer zullen verdwijnen.
Artwork: Ricco van Nierop