‘Je bent net als hij.’
Hij had het al eerder gezegd. Zijn broer was puur en liefdevol. Als ik hem gekend zou hebben, zou ik op slag van hem gehouden hebben. Hij was licht en speciaal. Hij zag meer en dieper.
Het is moeilijk om iemand te vinden die past bij iemand als jij, schreef hij later. Ik vroeg me af of dat waar was. Ik was niet anders dan anderen. Ik was hooguit anders dan sommigen. Zijn broer leefde niet meer. Het donker was hem teveel geworden. Ik had geleerd om van het donker te houden. Ik reisde er vrijwillig naartoe en bepaalde zelf hoe lang ik bleef.
Zijn broer was een kunstenaar. Hij had zijn schilderijen na zijn dood in zijn huis opgehangen. Hij stuurde me een foto van een schilderij dat hem aan mij deed denken. De vrouw op het schilderij had geen gezicht. Zijn broer was in het donker gebleven. Ik draaide mijn gezicht weer naar het licht.