Mijn stappen worden kleiner tot ik stilsta. Het bos ruikt naar lente, niet naar winter. Een man rent voorbij in neonkleuren, twee felroze dopjes in zijn oren. Ik ga zitten op het bankje waar al jaren de woorden ‘Ella loves Joop’ in gekerfd staan. Mijn vingers glijden over de letters. Ik hoop dat Ella nog steeds van Joop houdt, al is die kans statistisch klein. Misschien houdt Ella nu van Martijn. Tilt Martijn de dochter van Joop voor de zestiende keer de glijbaan op, terwijl Ella gelukzalig glimlachend toekijkt. Even vraag ik me af of andere mensen deze gedachten ook hebben. Dan zie ik de zwaan. Ze zit recht voor me en staart me aan. Ik staar terug. Wat zou zij nu denken? Zou zij zich afvragen of haar nachten voor altijd eenzaam zullen zijn in deze vijver vol met eenden en meerkoeten? Een haartje kriebelt bij mijn rechteroog. Ik wrijf. De zwaan wint.