Door deze straat was ik al zo vaak gelopen. De boekenwinkel die er jarenlang gelegen had, was nu vervangen door een platenzaak. Ik weet niet waarom, maar toen ik de hoek om liep overviel me de gedachte dat ik jaren geleden een verkeerde afslag genomen had. Misschien had ik een hondje gezien waar ik achteraan was gerend, of keek ik tijdens het lopen naar de wolken die leken op indianen en beren. Ergens had ik een weg genomen, waardoor daarna niets meer op zijn plek was gevallen. Ik zat er telkens een stukje naast. De plek waar ik woonde, was nooit de plek waar ik wilde zijn. De mannen die ik ontmoette, kwamen na mij altijd de ware tegen. Alsof ze hadden gezien waar ze niet wilden zijn. Ik bleef zoeken naar de juiste plek, het juiste leven. En steeds leek ik er net naast te lopen. Alsof die ene afslag me op een zandpad had gezet van waaruit ik de weg kon zien waarop ik wilde lopen. Maar een mogelijkheid om over te steken was er niet meer. Ik vroeg me af of ik terug kon lopen. Ergens was die splitsing ontstaan, dus moest ik daar terug kunnen komen. Maar de weg kende ik al en ik wist hoe ver het was. Ik besloot door te lopen, in de hoop dat ergens verderop mijn wegen weer samen zouden komen.