Het is een hoog gebouw. Ik bevind me ergens bovenaan in een lege ruimte. Er is een man bij me. Het uitzicht is weids, de lucht blauw. De ramen kunnen niet open. Ik weet niet waarom ik hier ben. De man staat een eind bij me vandaan. Ik krijg geen contact met hem. Dan begint het gebouw te schudden. Langzaam schuift de vloer onder mijn voeten vandaan. De muren lijken van papier. Ik kijk rustig toe, terwijl alles om me heen als een kaartenhuis in elkaar valt. Ik glimlach naar de man. Als het stof straks is neergedaald, zal ik hem beter kunnen zien. De wekker gaat. Ik knijp mijn ogen nog even dicht en kijk naar de ravage waar ik nu heelhuids uit wegloop. De toren is gevallen. De wederopbouw kan beginnen.