De maan leek die dag groter dan normaal. Ze was al vroeg gaan lopen. Na een paar uur was het landschap niet veranderd en had ze nog niets nieuws gezien. Toch bleef ze lopen. Af en toe dwarrelde er een wolkje sterrenstof een stukje met haar mee. Ze blies het opzij en bedankte stilletjes de sterren die ervoor gestorven waren. Ze had die ochtend wat langer afscheid genomen van het maanmannetje dan normaal. Niet omdat ze dacht dat ze niet meer terug zou komen, maar omdat de maan zo groot en de weg zo lang leek. Ze wist niet waar ze naartoe ging of waarom ze liep. Ze wist alleen dat ze stappen moest zetten, want in het veilige huisje van het maanmannetje bleef ze wie ze was. Het was koud en af en toe struikelde ze over een steen. Ze keek voor zich uit en zag niets. Toch bleef ze lopen. Zelfs als ze op de hele maan niets nieuws zou tegenkomen, zou ze niet meer zijn wie ze geweest was. Ze zou de vrouw zijn die de hele maan rond had gelopen. Het maanmannetje zou trots op haar zijn.