Het regende die dag. Dat weet ik nog omdat het me irriteerde dat mijn haar zo krulde. Niet op een charmante manier, maar precies de verkeerde kant op. Ik wilde hem bellen om af te zeggen, want hij zag me het liefst op mijn best. Op het laatste moment besloot ik om toch te gaan. Misschien zou hij het niet merken. Misschien zou hij lachend door mijn haren wrijven en zeggen dat hij me lief vond. Op weg naar zijn huis keek ik in elk raam en bij elk vijfde raam streek ik een paar plukken glad. Bij het laatste raam glimlachte ik naar mezelf. Ik belde aan. Niemand deed open.