Mijn buurvrouw heeft iets nieuws bedacht. Sinds haar man weg is, heeft ze elke maandagavond een groepje vrouwen over de vloer. Ik vermoed dat deze vrouwen ook geen man meer hebben. Ze dragen wijde gewaden en kammen hun haar niet. Een bloemetje in een nonchalante vlecht geeft de illusie van jeugdigheid. Ze zitten vaak in een cirkel met hun ogen dicht. Soms loop ik voorbij het raam. Dan hoor ik ze praten.
‘Lieverd, blijf dicht bij jezelf. Als je zo in je weerstand zit kan er niks positiefs je aura binnensijpelen. Dat weet je toch?’
Dat weet je toch. Soms wil ik op het raam kloppen en schreeuwen: wat bedoelen jullie nou eigenlijk, ongekamde vrouwen? Maar dat doe ik niet, bang als ik ben dat ze me dan in het midden van die kring zetten en hun aura’s over me heen storten tot ik plotseling begrijp wat ze bedoelen. Want dat kan zomaar gebeuren. Gewone mensen die elk stom toeval ineens ‘bijzonder’ vinden. Het heeft zo moeten zijn. Vandaag blijf ik binnen. Ik blijf lekker in mijn weerstand zitten. Het enige dat mijn aura zal binnensijpelen is het glaasje wijn dat ik mezelf beloofd heb. Precies zoals het heeft moeten zijn.