Ik zag een vrouw die op je moeder leek. Ze stond voor me op het pontje en keek uit over het IJ. In eerste instantie was ze me niet echt opgevallen, al duurde het even voordat ik zag of het een vrouw of een man was die voor me stond. Toen ik de zijkant van haar gezicht bekeek, zag ik de gelijkenis. Haar mond bewoog precies als de jouwe. Ook haar blik had ik eerder gezien. Ik schrok een beetje. Toen het pontje bijna bij Centraal was , draaide ze zich even om en glimlachte naar me. De klep zakte langzaam naar beneden. Ze liep weg en ik keek haar niet na. Ik heb je moeder nooit ontmoet.