Het is een rare kamer. Sommige spullen heb ik thuis ook, andere herken ik niet. De man die steeds over mijn hand aait, kijkt me met betraande ogen aan.
‘Eva, wil je nog wat drinken?’
Zijn stem trilt. Ik kijk achterom. Wie is Eva? Ik draai mijn hoofd weer naar hem toe. Wat glanst zijn haar mooi. Een prachtige kleur grijs.Ik kijk naar het kaartje op zijn trui. Tom Wenteling. Ik glimlach even.
‘Wenteling. Wat een aparte naam.’
Hij wijst naar mijn borst. Ik laat mijn hoofd zakken. Ik heb ook een kaartje. Ik zie dat er letters opstaan, maar geen woorden. Hij leest het kaartje voor.
‘Eva Wenteling. Vijftig jaar geleden lachte je ook om die naam.’