Het waren de armen om me heen die me deden breken. Toen hij losliet probeerde ik te praten, maar de woorden kwamen mijn mond niet uit. Hij keek me aan en wachtte tot het me lukte om te zeggen wat zijn muziek de afgelopen dagen voor me gedaan had.
‘Het komt goed met je’, zei hij steeds opnieuw. Ik knikte. Ik wist dat hij gelijk had. Tegelijkertijd vroeg ik me af of het nu dan niet goed was met me. De tranen van die avond waren niet van verdriet, althans, niet alle. Ik huilde om al het moois dat er al was en om alles wat ik nog niet gevonden had. Ergens was er altijd een stemmetje geweest dat me verteld had dat ik teveel vroeg, dat ik niet zo veel mocht verlangen van de liefde. Maar deze avond wist ik dat ik alles van het leven mocht verwachten. Het was er in alles wat hij zei en zong. Weer sloeg hij zijn armen om me heen, steviger deze keer. ‘Het komt goed met je’, zei hij een laatste keer. Ik wilde hem zeggen dat het al goed was, dat zelfs mijn tranen goed waren. Ik glimlachte en nam afscheid zonder het hem te vertellen. Waarschijnlijk wist hij het al.